Health



terug naar het weblog RunPower

Vorige pagina

adviezen over hardloopblessures

geplaatst op 27 augustus 2012

Gepubliceerd op: 17-08-2008 (in print verschenen in week 33 2008)
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1825-30

De waarde van preventieve adviezen en keuringen bij beginnende hardlopers met het oog op cardiovasculaire gebeurtenissen en blessures

J. Zwerver, B. Bessem, I. Buist en R.L. Diercks

hardloopblessures

Ongeveer 20-30 van alle beginnende hardlopers loopt een blessure op.2 5 Deze ontstaat meestal aan de onderste extremiteit en is multifactorieel bepaald.18 Gebrek aan loopervaring, een eerdere blessure, hardlopen in wedstrijdverband en excessief veel kilometers per week hardlopen lijken gerelateerd aan het ontstaan van hardloopblessures.5 19 Naar schatting 60 daarvan kan worden toegeschreven aan een verkeerde trainingsopbouw, dat wil zeggen te snel te veel hardlopen.18

De zin van screening van het houdings- en bewegingsapparaat. Er is weinig bekend over de waarde van preventief screenend onderzoek van het houdings- en bewegingsapparaat. Bij dit soort onderzoeken kan het om uiteenlopende zaken gaan. Zo kijkt men bijvoorbeeld naar beenlengteverschil, scoliose, stand van de voeten, lenigheid, spierkracht en spierlengte. Voorzover bekend zijn er geen studies verricht naar de prognostische waarde en de effectiviteit van dergelijke preventieve onderzoeken. Wel bieden ze de gelegenheid om sporters te attenderen op werkelijke risicofactoren en ook kunnen daarmee beginnende overbelastingsblessures worden herkend. De kans om een blessure van het bewegingsapparaat door sport op te lopen is aanzienlijk vergroot als de sporter al een keer dezelfde blessure heeft gehad.19 Dat lijkt voor de hand te liggen, maar het is zeer relevant. Het zegt iets over de specifieke kwetsbaarheid van de herintredende sporter; het kan reden zijn om over de sportkeuze een advies te geven en eventueel extra preventieve adviezen.

Adviezen en maatregelen ter preventie van hardloopblessures.

In de hardloopwereld worden op basis van de mening van experts vaak allerlei adviezen gegeven over speciale hardloopschoenen, steunzolen en rek- en lenigheidsoefeningen, waarmee al dan niet vermeende afwijkingen aan het bewegingsapparaat zouden kunnen worden gecorrigeerd. Ook de ondergrond waarop wordt gelopen en de mate van schokdemping komen daarin terug. Ook Sport Blessure Vrij (www.sport.nl/content/pdf/207216/222021/2867249), een samenwerkingsverband van het Nederlands Olympisch Comité-Nederlandse Sportfederatie (NOCNSF) en Consument en Veiligheid heeft op basis van de visie van wetenschappers en praktijkmensen en een literatuurstudie een aantal aanbevelingen voor preventie van sportblessures geformuleerd.20 Hierin leest men onder meer: 'Sterk aanbevolen worden: het verrichten van een warming-up en het dragen van schoenen met goede schokdemping ('hoogstwaarschijnlijk effectieve maatregel'). Aanbevolen ('waarschijnlijk effectief') zijn: rekken vóór het hardlopen, coolingdown na afloop, dragen van schoenen met verstevigde hielkap, dragen van steunzolen, trainen van fitheid en aanpassen van het trainingsvolume.' Er zijn echter geen prospectieve studies naar het effect van deze maatregelen verricht. Behalve het aanpassen van het trainingsschema zijn er geen bewezen effectieve maatregelen voor de preventie van hardloopblessures bekend.21 De weinige redelijk onderbouwde onderzoeken zijn uitgevoerd bij een overwegend mannelijke militaire populatie en het is de vraag in hoeverre deze gegevens representatief zijn voor alle hardlopers.22 23

Verstandige trainingsopbouw: duur en intensiteit.

In principe is ieder gezond persoon in staat om hard te lopen. Wanneer de belasting per training adequaat is en de rust of hersteltijd tussen twee opeenvolgende trainingen voldoende, zal er een positieve aanpassing ontstaan van het lichaam. Te grote belasting door te lang of te snel lopen of te weinig rust nemen zijn de voornaamste oorzaken van een overbelastingsblessure.24 Het lopen van een grotere afstand betekent meer stappen en daarmee meer belasting. Een hogere intensiteit, dat wil zeggen lopen bij een hogere snelheid, geeft grotere grondreactiekrachten, waardoor per stap een toename van de belasting op het houdings- en bewegingsapparaat ontstaat.

Wanneer de duur of de intensiteit van de loopbelasting te snel wordt opgevoerd, is er onvoldoende tijd voor adaptatie. Een toename van de trainingsbelasting van maximaal 10 per week wordt veilig genoemd bij het voorkómen van blessures.25 Maar ook dit is gebaseerd op de mening van experts: in de Gronorun-studie bleek dat in de groep die het schema met een opbouw van 10 per week hanteerde niet minder hardloopblessures ontstonden dan in de groep die een programma volgde met een snellere opbouw.5 Van belang is dat de sporter 'luistert naar zijn lichaam' wanneer een bepaald trainingsschema wordt gevolgd.2 In geval van een 'pijntje' dient hij of zij niet star vast te houden aan het schema, maar is het verstandig de belasting aan te passen en zo nodig de rust tot de volgende training te verlengen.

Geen bewijs voor een effect van rekken en strekken.

Veel hardlopers rekken hun ledematen vóór en/of na hun training met als doel blessures te voorkomen. Er is geen wetenschappelijk bewijs dat het preventief rekken door gezonde lopers en door andere sporters enig effect heeft op het voorkómen van blessures en spierpijn.26-29

Lopen op harde of zachte ondergrond?

In Nederland, maar ook wereldwijd lopen de meeste mensen op een harde ondergrond, zoals asfalt of beton. Het voordeel hiervan is dat deze ondergrond vaak vlak en overzichtelijk is, waardoor de kans op bijvoorbeeld een enkeldistorsie kleiner is. Men kan zich voorstellen dat een harde ondergrond minder veert en daardoor een risicofactor is voor het ontstaan van een hardloopblessure. Voorzover bekend zijn er echter geen studies waarin is aangetoond dat lopen op een harde ondergrond daadwerkelijk leidt tot meer blessures.

Speciaal schoeisel?

Vaak wordt in de populaire literatuur de nadruk gelegd op de juiste schoenen als het gaat om het voorkómen van hardloopblessures. Beginnende lopers zouden zich moet laten adviseren door een specialist op het gebied van hardloopschoenen. Echter, de begrippen 'adviseren' en 'juiste schoenen' zijn moeilijk te operationaliseren en daarmee niet direct geschikt als onderwerp voor wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast lijken commerciële belangen soms ook een rol te spelen in de advisering. Het lijkt logisch dat oudere schoenen hun schokdempende werking kunnen verliezen. Een praktisch advies is dan ook om hardloopschoenen na 2 jaar te vervangen. Dat duurdere schoenen niet altijd beter zijn, is kortgeleden bewezen: er werd geen verband gevonden tussen de mate van demping en de prijs van een hardloopschoen.30 Goedkopere schoenen van drie verschillende merken gaven dezelfde demping als het duurdere type schoen van hetzelfde merk. Het ervaren comfort was niet gerelateerd aan de prijs van de schoen, noch aan de mate van demping.

Steunzolen?

Omdat er vaak een verband gelegd wordt tussen afwijkende vorm en functie van de voet en het ontstaan van blessures, worden er ook op grote schaal steunzolen voorgeschreven om blessures te voorkomen. Dit lijkt op biomechanische en theoretische gronden zinvol, maar of dat echt zo is, is niet bekend, omdat prospectieve studies naar de effectiviteit van deze preventieve interventie niet zijn verricht.

conclusie

De waarde van zowel preventief cardiologisch onderzoek als van diverse maatregelen om hardloopblessures te voorkomen is blijkens het bovenstaande onbekend, onbewezen of nog onvoldoende onderzocht. Bij een vraag over de cardiovasculaire risico's in de dagelijkse praktijk adviseren wij de richtlijnen van het American College of Sports Medicine na te volgen: afname van een goede anamnese en familieanamnese, en onderkennen van bewezen risicofactoren. Evidence-based preventieve adviezen aan beginnende hardlopers zijn eigenlijk niet te geven. Een rustige trainingsopbouw lijkt het verstandigste advies. Indien men ze met enige relativiteit brengt, kunnen bij gebrek aan beter eventueel bovengenoemde aanbevelingen van Sport Blessure Vrij in de dagelijkse praktijk worden gebruikt.

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: onderzoek naar hardloopblessures in het Universitair Sportmedisch Centrum Groningen wordt medegefinancierd door ZonMw.

Aanvaard op 15 July 2008

Universitair Sportmedisch Centrum Groningen, Universitair Medisch Centrum Groningen, Rijksuniversiteit Groningen, Hanzeplein 1, 9700 RB Groningen.
Hr.drs.J.Zwerver en hr.drs.B.Bessem, sportartsen; mw.drs.I.Buist, fysiotherapeut-bewegingswetenschapper; hr.prof.dr.R.L.Diercks, orthopedisch chirurg.

Literatuur

  • 1. Breedveld K, Tiessen-Raaphorst A, redacteuren. Rapportage sport. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau; 2006.
  • 2. Taunton JE, Ryan MB, Clement DB, McKenzie DC, Lloyd-Smith DR, Zumbo BD. A prospective study of running injuries: the Vancouver Sun Run 'In Training' clinics. Br J Sports Med. 2003;37:239-44.
  • 3. Haskell WL, Lee IM, Pate RR, Powell KE, Blair SN, Franklin BA, et al. Physical activity and public health: updated recommendation for adults from the American College of Sports Medicine and the American Heart Association. Med Sci Sports Exerc. 2007;39:1423-34.
  • 4. Pate RR, Pratt M, Blair SN, Haskell WL, Macera CA, Bouchard C, et al. Physical activity and public health. A recommendation from the Centers for Disease Control and Prevention and the American College of Sports Medicine. JAMA. 1995;273:402-7.
  • 5. Buist I, Bredeweg SW, Mechelen W van, Lemmink KA, Pepping GJ, Diercks RL. No effect of a graded training program on the number of running-related injuries in novice runners: a randomized controlled trial. Am J Sports Med. 2008;36:33-9.
  • 6. Corrado D, Basso C, Schiavon M, Thiene G. Does sports activity enhance the risk of sudden cardiac death? J Cardiovasc Med (Hagerstown). 2006;7:228-33.
  • 7. Corrado D, Basso C, Pavei A, Michieli P, Schiavon M, Thiene G. Trends in sudden cardiovascular death in young competitive athletes after implementation of a preparticipation screening program. JAMA. 2006;296:1593-601.
  • 8. Maron BJ, Shirani J, Poliac LC, Mathenge R, Roberts WC, Mueller FO. Sudden death in young competitive athletes. Clinical, demographic, and pathological profiles. JAMA. 1996;276:199-204.
  • 9. Maron BJ. Heart disease and other causes of sudden death in young athletes. Curr Probl Cardiol. 1998;23:477-529.
  • 10. Thompson PD. The cardiovascular complications of vigorous physical activity. Arch Intern Med. 1996;156:2297-302.
  • 11. Maron BJ. Sudden death in young athletes. N Engl J Med. 2003;349:1064-75.
  • 12. Thompson PD, Mitchell JH. Exercise and sudden cardiac death: protection or provocation. N Engl J Med. 1984;311:914-5.
  • 13. Bille K, Figueiras D, Schamasch P, Kappenberger L, Brenner JI, Meijboom FJ, et al. Sudden cardiac death in athletes: the Lausanne recommendations. Eur J Cardiovasc Prev Rehabil. 2006;13:859-75.
  • 14. Corrado D, Pelliccia A, Bjørnstad HH, Vanhees L, Biffi A, Börjesson M, et al. Cardiovascular pre-participation screening of young competitive athletes for prevention of sudden death: proposal for a common European protocol. Consensus Statement of the Study Group of Sport Cardiology of the Working Group of Cardiac Rehabilitation and Exercise Physiology and the Working Group of Myocardial and Pericardial Diseases of the European Society of Cardiology. Eur Heart J. 2005;26:516-24.
  • 15. Hernelahti M, Heinonen OJ, Karjalainen J, Nylander E, Börjesson M. Sudden cardiac death in young athletes: time for a Nordic approach in screening? Scand J Med Sci Sports. 2008;18:132-9.
  • 16. Palatini P. Exercise testing in asymptomatic subjects: from diagnostic test to prognostic tool? Eur Heart J. ter perse.
  • 17. American College of Sports Medicine (ACSM). ACSM's guidelines for exercise testing and prescription. 6th ed. Lippincott: Williams & Wilkins; 2000.
  • 18. Hreljac A. Etiology, prevention, and early intervention of overuse injuries in runners: a biomechanical perspective. Phys Med Rehabil Clin N Am. 2005;16:651-67, vi.
  • 19. Mechelen W van. Running injuries. A review of the epidemiological literature. Sports Med. 1992;14:320-35.
  • 20. Vriend I, Hoofwijk M, Hertog P den. Effectiviteit van blessurepreventieve maatregelen in de sport. Amsterdam: Consument en Veiligheid; 2001.
  • 21. Yeung EW, Yeung SS. Interventions for preventing lower limb soft-tissue injuries in runners Cochrane review. Cochrane Database Syst Rev. 2001;(3):CD001256.
  • 22. Milgrom C, Finestone A, Lubovsky O, Zin D, Lahad A. A controlled randomized study of the effect of training with orthoses on the incidence of weight bearing induced back pain among infantry
  • recruits. Spine. 2005;30:272-5.
  • 23. Pope RP, Herbert RD, Kirwan JD, Graham BJ. A randomized trial of preexercise stretching for prevention of lower-limb injury. Med Sci Sports Exerc. 2000;32:271-7.
  • 24. Hreljac A. Impact and overuse injuries in runners. Med Sci Sports Exerc. 2004;36:845-9.
  • 25. Johnston CA, Taunton JE, Lloyd-Smith DR, McKenzie DC. Preventing running injuries. Practical approach for family doctors. Can Fam Physician. 2003;49:1101-9.
  • 26. Macera CA, Pate RR, Powell KE, Jackson KL, Kendrick JS, Craven TE. Predicting lower-extremity injuries among habitual runners. Arch Intern Med. 1989;149:2565-8.
  • 27. Mechelen W van, Hlobil H, Kemper HC, Voorn WJ, Jongh HR de. Prevention of running injuries by warm-up, cool-down, and stretching exercises. Am J Sports Med. 1993;21:711-9.
  • 28. Herbert RD, Gabriel M. Effects of stretching before and after exercising on muscle soreness and risk of injury: systematic review. BMJ. 2002;325:468-70A.
  • 29. Thacker SB, Gilchrist J, Stroup DF, Kimsey jr CD. The impact of stretching on sports injury risk: a systematic review of the literature. Med Sci Sports Exerc. 2004;36:371-8.
  • 30. Clinghan RT, Arnold GP, Drew TS, Cochrane LA, Abboud RJ. Do you get value for money when you buy an expensive pair of running shoes? Br J Sports Med. 2008;42:189-93.

terug naar het weblog
RunPower